Woensdag 25 februari 2015. Locatie: Eindhoven
De derde bijeenkomst alweer! Na een week lekker vakantie te hebben gehad, is het leren weer begonnen! Vandaag minor in Eindhoven. Om de 21st centrury skills te leren kennen, begonnen we met een activiteit. We gingen een digitaal prentenboek maken. Dit hebben we met paint en moviemaker gedaan. Ik dacht dat ik de basisdingen van Paint wel wist, maar vandaag toch nog veel bijgeleerd! Ik heb bijvoorbeeld geleerd hoe je de achtergrond van een plaatje transpirant maakt, zodat hij overeenkomt met je zelfgemaakte achtergrond. Maar ook heb ik geleerd om meer met figuren te werken, wat de functie van kleur 1 en 2 is, etc. Dit vond ik een interessante les, omdat ik hierdoor meer te weten ben gekomen over Paint en hoe je nu een digitaal prentenboek in elkaar kan zetten.
De 21st century skills zijn in een model aangegeven. Midden in de cirkel staat taal en rekenen. Dit blijft dus ook centraal staan. Daarbuiten zijn ook meerdere dingen belangrijk, zoals het samenwerken, het kritisch denken, cummuniceren, etc. Deze vaardigheden zie je nu ook wel in het onderwijs terug, maar zijn in de 21e eeuw vooral van belang.
De 21st century skills hebben invloed op verschillende dingen, zoals de onderwijsinrichting, werkvormen, leertheorie en praktijkvoorbeelden. Met onderwijsinrichting wordt de kennis bedoelt die je opneemt die naar kennis construeren gaat. Dit komt omdat de leerlingen bezig zijn met bijvoorbeeld een activiteit. Het is van belang dat de klas niet precies dezelfde dingen maakt bij een bepaalde opdracht, dus dat je een globale instructie geeft, omdat anders de creativiteit niet tot uiting komt. Het is dus proces gestuurd, omdat je een kleine en niet uitgebreide uitleg geeft waarna de leerlingen zelf aan de slag gaan door hun creativiteit erbij te betrekken. Met werkvormen wordt bedoelt dat de activiteiten doelgericht zijn. Je moet bijvoorbeeld duidelijk de opdracht vertellen, waardoor het een duidelijk kader heeft. Hierbij werk je vakoverstijgend, omdat ze dingen moeten opzoeken waarna ze aan het werk gaan. Je denkt vooraf na over de dingen die je doet. Ook is het van belang dat de leerlingen zelf moeten beslissen waar ze bijvoorbeeld kunnen zitten of hoe ze iets gaan maken (autonomie), als het maar aan het doel voldoet. Het zijn dus authentieke opdrachten waarbij er een vast doel is gesteld. Als je kijkt naar de piramide van Bloom, ben je vooral bovenaan de piramide bezig. Met de onderste twee ben je vooral bezig om het te begrijpen, terwijl je met de bovenste begrippen intensiever bezig bent.
De 21st century skills wordt gebruikt als overkoepelend concept voor de kennis, vaardigheden en houding die mensen moeten bezitten om bij te kunnen dragen aan de kennismaatschappij (Voogt & Roblin Pareja, 2010). Door de technologische ontwikkelingen verandert onze samenleving van een industriële naar een kennissamenleving. Bij een industriële samenleving ligt de focus van het onderwijs op de feitelijke kennis, bij een kennissamenleving is de ontwikkeling van conceptuele en meta-cognitieve kennis in toenemende mate essentieel. Deze verandering heeft gevolgen op het onderwijs (Anderson, 2008). Hierdoor moeten de leerlingen aan zeven vaardigheden voldoen waardoor ze beter kunnen functioneren in de toekomst. Dit noemen ze de 21st century skills.
Er zijn zeven vaardigheden die hierbij centraal staan, namelijk: samenwerken, probleemoplossend vermogen, ICT-geletterdheid, creativiteit, kritisch denken, communiceren en sociale en culturele vaardigheden. Ook zelfregulering wordt steeds essentiëler binnen dit model. Dit vraagt voor verandering in het onderwijs, het is voor hen de uitdaging om materiaal te ontwikkelen die relevant is voor de 21e eeuw (Voogt & Roblin Pareja, 2010).
- Samenwerken: je moet gebruik kunnen maken van elkaars kennis om een doel te bereiken. Ook is het essentieel om te leren samenwerken, omdat je zo de sociale contacten onderhoudt. In de toekomst wordt dit steeds belangrijker, omdat de technologie op steeds meer manieren ondersteuning biedt. Voorbeelden hiervan zijn Skype en Whatsapp.
- Probleemoplossend denken: het gaat hierbij om het analyseren van een probleem en hierbij tot een oplossing komen. In de toekomst wordt het steeds complexer, waardoor je vaker met uitdagende vraagstukken te maken krijgt en je dus een groter probleemoplossend vermogen nodig hebt.
- ICT geletterdheid: je moet vaardig zijn om technologie effectief en doelgericht te gebruiken. Hierbij hoort de kennis die je moet hebben om dit te kunnen beslissen, maar ook is het van belang welke middelen je op welk moment effectief kunt inzetten.
- Creatief denken: je moet tot nieuwe ideeen kunnen komen. Dit kan ontwikkelt worden door diverse denktechnieken. Het wordt steeds belangrijker, omdat je je hiermee kan onderscheiden van anderen. Kennis is over het algemeen toegenkelijk voor iedereen. Wanneer je alleen vanuit beschikbare kennis iets nieuws ontwikkelt, zorgt dit ervoor dat je je uitblinkt in jouw vakgebied.
- Kritisch denken: dit houdt het reflecteren op je eigen handelen in. Het is van belang dat je verschillende perspectieven in kan nemen en het nut en de waarde van de informatie in kunt zien. Door de toename in informatie op internet vraagt dit van studenten dat ze kritisch kunnen denken.
- Communiceren: dit betekent het overbrengen of ontvangen van een boodschap. De boodschap kan verbaal of non-verbaal zijn. Er zijn veel manieren om een boodschap over te brengen. Leerlingen moeten dus ook begrijpen welk middel op welk moment goed gebruikt kan worden.
- Sociale en culturele vaardigheden: met sociale vaardigheden worden de vaardigheden bedoelt waarmee je het gewenste gedrag inschat. Culturele vaardigheden zorgen ervoor dat je inzicht hebt in andere culturen. Met deze combinatie van vaardigheden zorg je ervoor dat je inzicht hebt in andere culturen. Je bepaald jouw gedrag binnen bepaalde situaties. Over het algemeen is deze vaardigheid context onafhankelijk, omdat je binnen situaties je gedrag op dezelfde manier uitoefent. Door het verkrijgen van inzicht in andere gewoontes, normen en waarden zorgt dit ervoor dat jij je gepast kan opstellen in nieuwe situaties. Aangezien we steeds internationaler werken en globaliseren is het van belang om inzicht te hebben in elkaar gewoontes, zodat jij je weer gepast kunt opstellen (Meens, sd).
De 21st century skills wordt gebruikt als overkoepelend concept voor de kennis, vaardigheden en houding die mensen moeten bezitten om bij te kunnen dragen aan de kennismaatschappij (Voogt & Roblin Pareja, 2010). Door de technologische ontwikkelingen verandert onze samenleving van een industriële naar een kennissamenleving. Bij een industriële samenleving ligt de focus van het onderwijs op de feitelijke kennis, bij een kennissamenleving is de ontwikkeling van conceptuele en meta-cognitieve kennis in toenemende mate essentieel. Deze verandering heeft gevolgen op het onderwijs (Anderson, 2008). Hierdoor moeten de leerlingen aan zeven vaardigheden voldoen waardoor ze beter kunnen functioneren in de toekomst. Dit noemen ze de 21st century skills.
Er zijn zeven vaardigheden die hierbij centraal staan, namelijk: samenwerken, probleemoplossend vermogen, ICT-geletterdheid, creativiteit, kritisch denken, communiceren en sociale en culturele vaardigheden. Ook zelfregulering wordt steeds essentiëler binnen dit model. Dit vraagt voor verandering in het onderwijs, het is voor hen de uitdaging om materiaal te ontwikkelen die relevant is voor de 21e eeuw (Voogt & Roblin Pareja, 2010).
- Samenwerken: je moet gebruik kunnen maken van elkaars kennis om een doel te bereiken. Ook is het essentieel om te leren samenwerken, omdat je zo de sociale contacten onderhoudt. In de toekomst wordt dit steeds belangrijker, omdat de technologie op steeds meer manieren ondersteuning biedt. Voorbeelden hiervan zijn Skype en Whatsapp.
- Probleemoplossend denken: het gaat hierbij om het analyseren van een probleem en hierbij tot een oplossing komen. In de toekomst wordt het steeds complexer, waardoor je vaker met uitdagende vraagstukken te maken krijgt en je dus een groter probleemoplossend vermogen nodig hebt.
- ICT geletterdheid: je moet vaardig zijn om technologie effectief en doelgericht te gebruiken. Hierbij hoort de kennis die je moet hebben om dit te kunnen beslissen, maar ook is het van belang welke middelen je op welk moment effectief kunt inzetten.
- Creatief denken: je moet tot nieuwe ideeen kunnen komen. Dit kan ontwikkelt worden door diverse denktechnieken. Het wordt steeds belangrijker, omdat je je hiermee kan onderscheiden van anderen. Kennis is over het algemeen toegenkelijk voor iedereen. Wanneer je alleen vanuit beschikbare kennis iets nieuws ontwikkelt, zorgt dit ervoor dat je je uitblinkt in jouw vakgebied.
- Kritisch denken: dit houdt het reflecteren op je eigen handelen in. Het is van belang dat je verschillende perspectieven in kan nemen en het nut en de waarde van de informatie in kunt zien. Door de toename in informatie op internet vraagt dit van studenten dat ze kritisch kunnen denken.
- Communiceren: dit betekent het overbrengen of ontvangen van een boodschap. De boodschap kan verbaal of non-verbaal zijn. Er zijn veel manieren om een boodschap over te brengen. Leerlingen moeten dus ook begrijpen welk middel op welk moment goed gebruikt kan worden.
- Sociale en culturele vaardigheden: met sociale vaardigheden worden de vaardigheden bedoelt waarmee je het gewenste gedrag inschat. Culturele vaardigheden zorgen ervoor dat je inzicht hebt in andere culturen. Met deze combinatie van vaardigheden zorg je ervoor dat je inzicht hebt in andere culturen. Je bepaald jouw gedrag binnen bepaalde situaties. Over het algemeen is deze vaardigheid context onafhankelijk, omdat je binnen situaties je gedrag op dezelfde manier uitoefent. Door het verkrijgen van inzicht in andere gewoontes, normen en waarden zorgt dit ervoor dat jij je gepast kan opstellen in nieuwe situaties. Aangezien we steeds internationaler werken en globaliseren is het van belang om inzicht te hebben in elkaar gewoontes, zodat jij je weer gepast kunt opstellen (Meens, sd).
Bij het begrip leertheorie is er sprake van een constructivistische leertheorie. Dit houdt in dat het leerling gestuurd is. Het is op het begin kennisoverdracht, omdat er uitleg wordt gegeven door de leerkracht. De opbrengst zit dus in het proces en de rol van de leerkracht is begeleidend. Als je het dan over praktijkvoorbeelden hebt, gaat het om intrinsieke motivatie. Dit komt omdat de leerlingen het gevoel hebben dat het leuk is om te doen, ze het kunnen en het authentiek is. Ook zijn ze actief bezig, omdat ze niet alleen luisteren, maar ook dingen doen. Het heeft een sociale context, omdat je van elkaar leert door te samenwerken en daarna terug te kijken. Ook is het een holistische benadering, omdat je het online zet en je het aan de leerlingen laat zien. Dit betekent dat je het in het geheel laat zien en je dus naar het totaalplaatje van het proces of product kijkt. Als laatst is er door dit toe te passen ruimte voor eigen talent. Dit komt omdat er sprake is van een taakverdeling binnen het samenwerken. Elke leerling doet waar hij goed in is. Hiermee bedoel ik dat de ene ideeën zal opdoen via internet, terwijl de ander liever typt. Ieder neemt zijn eigen rol in, waardoor hun eigen talent naar voren komt.
Hierna hebben we een ’21st century skills game’ gespeeld. Hierbij werden we in een groep verdeeld waarbij we een stelling kregen voorgelegd en we erover moesten discussiëren. Hierdoor kreeg je verschillende standpunten te horen, wat wel interessant was.
Hierna hebben we een ’21st century skills game’ gespeeld. Hierbij werden we in een groep verdeeld waarbij we een stelling kregen voorgelegd en we erover moesten discussiëren. Hierdoor kreeg je verschillende standpunten te horen, wat wel interessant was.
Hierna kregen we uitleg over de minor gids wat er van ons verwacht wordt tijdens deze minor. Dit was zinvol, omdat we zo beter voor ogen kregen wat we nog moesten doen.
Als laatst hebben we een voorbeeld gezien van hoe je een interactieve powerpoint kan maken.
Als laatst hebben we een voorbeeld gezien van hoe je een interactieve powerpoint kan maken.
Bron
Anderson, R. (2008). International Handbook of Information Technology in Primary and Secondary Education. New York: Sprinter.
Meens, A. (sd). 21st Century Skills in het beroepsonderwijs. Opgehaald van oabdekkers: https://oabdekkers.wordpress.com/tag/21st-century-skills/
Voogt, J., & Pareja, R. (2010). Kennisnet. Opgehaald van Kennisnet: http://www.kennisnet.nl/uploads/tx_kncontentelements/21st_century_skills_Discussienota-Universiteit_Twente.pdf
Voogt, J., & Roblin, P. (2010). Discussienota 21st Century Skills. Geraadpleegd op 25-02-2015 http://www.21stcenturyskills.nl/onderzoek/
Anderson, R. (2008). International Handbook of Information Technology in Primary and Secondary Education. New York: Sprinter.
Meens, A. (sd). 21st Century Skills in het beroepsonderwijs. Opgehaald van oabdekkers: https://oabdekkers.wordpress.com/tag/21st-century-skills/
Voogt, J., & Pareja, R. (2010). Kennisnet. Opgehaald van Kennisnet: http://www.kennisnet.nl/uploads/tx_kncontentelements/21st_century_skills_Discussienota-Universiteit_Twente.pdf
Voogt, J., & Roblin, P. (2010). Discussienota 21st Century Skills. Geraadpleegd op 25-02-2015 http://www.21stcenturyskills.nl/onderzoek/